Feeds:
Berichten
Reacties

Posts Tagged ‘Asperger bij vrouwen’

Ik hou ervan om in de zon een boek te lezen, het liefst in mijn eigen tuin omringd door ‘mijn’ mussen en mijn plantjes. Dus denk ik elke winter weer dat de zomer leuk is, want dan kun je dat doen. Ik trap er elke keer weer in.
Al sinds het begin van de corona-crisis wordt ik elke ochtend wakker van een slijptol, een vlammenwerper, hamer of gewoon het geschreeuw van klussers die boven het lawaai van hun werk of de radio uit proberen te komen. Door de weeks zijn het de ‘professionals’ die een verdieping op het huis van de achterburen aan het zetten zijn en in het weekend zijn het de hobbyklussers.
Als ik half-groggy ben opgestaan kan ik wel even buiten in de zon zitten ontbijten, maar de klusgeluiden gaan onverminderd door. Prikkels die ongemerkt heel veel energie vreten.
Tegen een uur of twaalf is het te warm om buiten te zitten (tussen 12 en 3 vermijd ik sowieso de zon), dus ga ik naar binnen waar ik nog steeds het gehamer en de slijptol hoor en waar ik moet kiezen tussen het te warm hebben en het aanzetten van de ventilator die ook herrie maakt.
Tegen een uur of vier kan het zijn dat het eventjes rustig is buiten. Dan sluip ik met een boek naar buiten om even in de ligstoel te zitten die ik vorig jaar heb gekocht. Maar afgelopen woensdag had ik me nog niet geïnstalleerd of de adem werd me benomen door een allesoverheersende spriritus-walm. Dus tuinkussen in de schuur gegooid, naar binnen gevlucht en snel alle deuren en ramen dichtgedaan.
Maar het hielp niets: ik kon bijna nergens in huis ‘zijn’ zonder de lucht van verbrande lichaamsdelen te ruiken. Barbecue staat voor mij symbool voor alles wat slecht is aan de mens: ‘ik doe gewoon waar ik zin in heb ook al hebben anderen daar last van. Het kan mij niet schelen dat dit heel slecht is voor mensen met astma of covid-19. En dieren eten? Nou èn, ik vind het lekker.’
Huilend stond ik in de gang, de enige plek waar ik niet hoefde te ruiken wat mensen andere dieren aandoen, totdat mijn man mijn boek voor me uit de keuken haalde en me meenam naar een bankje aan het water (nee, hij heet geen Suzanne) waar hij zijn werk af kon maken en ik een boek lezen. En daar bleven we maar zitten tot een uur of zeven, ook al begonnen we zelf ook wel trek te krijgen.
Rond half 9 konden we zelf eten en om middernacht naar bed. En dan hadden we nog mazzel dat er die avond geen buren tot half 2 in de tuin rond een vuurkorf zaten te praten, want dat komt ook regelmatig voor. Dan val ik eindelijk in slaap maar schrik ik om het half uur wakker omdat er iemand hard lacht of een flesje laat vallen. ’s Morgens zijn dan al mijn spieren verkrampt van de schrik.
Vanmorgen begon de slijptol overigens om half acht. En dan hebben we nog een week hittegolf te gaan.

Read Full Post »

De hel, dat zijn de anderen, leerde Jean Paul Sartre me, bij monde van mijn lerares Frans toen ik op de middelbare school zat. Een waarheid als een vache, nu meer nog dan anders.
Tijdens een wandeling met het hondje en de mijnheer (op een door de weekse dag, in het weekend blijven we maar thuis omdat het te druk is in het bos) namen we de balans op van twee maanden thuis werken. Het bevalt de mijnheer op zich best goed, al vindt hij wel dat zijn wereld wat kleiner is geworden. ‘Ik heb nu eigenlijk alleen contact met de mensen uit mijn team’.
Mijn wereld is juist groter geworden. Normaal gesproken zie ik overdag alleen mijn hond, kom ik bij het uitlaten misschien een buurvrouw tegen met wie ik even een praatje maak en als ik mazzel heb belt er misschien nog een pakjesbezorger aan. Nu heb ik een ‘collega’ boven zitten die tussen de middag vegan tosti’s maakt, komt er veel meer leuke post binnen omdat vriendinnen daar meer tijd voor hebben en video-bel ik elke week met een vriendin om haar dochters voor te lezen. En de pakjesbezorgers komen nog vaker omdat ik uit voorzorg zo veel mogelijk online bestel.
Maar mijn toppunt van geluk moest op 27 april komen. De afgelopen jaren heeft het café op de hoek van onze straat een vergunning gekregen om de kroegbrallers met versterking op een podium in onze straat op te laten treden. Ik heb daar drie grote bezwaren tegen: één: ze kunnen niet zingen, twee: al konden ze dat wel, de beat die eronder gestopt is staat zo hard dat dat nauwelijks te horen is en drie: niemand uit onze straat kan dit waarderen dus waar die mensen met die plastic bekertjes met dood bier vandaan komen…geen idee.
De afgelopen jaren vluchtten we na enkele uren getreiterd te zijn een doffe dreun door het hele huis maar ergens naartoe waar we hoopten dat het een beetje rustig zou zijn, maar dat hoefde dit jaar dus niet want: geen vergunning, geen kroegbraller. Ik verheugde me op een heerlijk rustige Koningsdag=Woningsdag.
En toen nam onze buurman dat veel te letterlijk en ging zijn gevel schuren. De godganse dag. Gelukkig begon de zon een beetje te schijnen, dus toog ik naar de tuin met een boek. Helaas duurde het niet lang of de achterburen begonnen weer op luide toon klanken uit te stoten. Je zou denken dat ze, nu de competitie stil is gelegd, het over iets anders zouden kunnen hebben, maar nee, het ging over Ajessch en ‘hij heb wellish in de Arèna geweesj’. Om me op mijn boek te kunnen concentreren zette ik wat natuurgeluiden aan, vogeltjes, regenbuitje, genoeg om wat ruis te creëren. Maar blijkbaar houden ze er niet van als ze niet iedereen overstemmen dus werd er grover geschut gebruikt. De Snollebollekes. Op vol volume klonk er uit de tuin ALLEMAAL VAN LINKS NAAR RECHTS DE TENT DIE WORDT GEMOLD!
Ik begon ook aardig zin te krijgen om iets te mollen.

Read Full Post »

Ik ging even een besteld boek ophalen bij de Bruna op de hoek, ik gaf aan de mevrouw achter de balie door om welk boek het ging en wierp intussen een blik op de postzegels die naast de sigaretten uitgestald waren om te zien of er nog nieuwe velletjes tussen hingen.
‘Als je het goed vind blijf ik staan hoor, WAAAAHAHAHA’, brulde de vrouw ineens.
Blijkbaar had ze het tegen mij maar ik had geen idee waarom. ‘Ik vind het best’, zei ik, terwijl ik in mijn portemonnee verder zocht naar mijn zakelijke bankpas. Die met die orca erop, niet die met het bladpatroon, en nee ook niet die HEMA-pas en de pas van mijn nieuwe zorgverzekeraar die irritant genoeg ook blauw is. Net als de bankpas die ik zocht.
‘IIIIIIII’m every woman’, schelde Shaka Khan over de speakers en de collega van de vrouw achter de balie zong mee. Misschien had dat iets met dat zitten te maken, geen idee.
‘Ja want je zei ‘ga eens zitten’ WaHAHAHA’.
Oh, blijkbaar had ik dat tegen mijn hond gezegd nadat ik de vrouw naar het boek had gevraagd. Dit is zo’n geval van neurotypische ‘humor’ die geen humor is, alleen maar heel vermoeiend. Doen alsof je iets niet snapt of doen alsof de ander iets raars zegt. Geen idee wat het nut ervan is. Ik noem het maar dom gegeit.
‘Dat had ik dus niet tegen jou want je heet ook geen Roemer’, zeg ik tegen de vrouw terwijl ik nog steeds Shaka Khan probeer buiten te sluiten.
Ik begrijp heel goed waarom sommige mensen met autisme helemaal niet meer in winkels komen: de felle lichten en harde muziek zijn al vermoeiend genoeg zonder dit soort vermoeiende communicatie die grappig bedoeld is. Tenminste, ik denk dat die vrouw zichzelf heel geestig vond, vandaar dat WAHAHAHA.
Maar is geen humor, dat is dom gegeit. Humor is Marc de Hond die, als hij twee dagen achter elkaar op de dagwinnaarsstoel zit bij De Slimste mens, zegt dat hij nu eenmaal heel goed is in blijven zitten.

Read Full Post »

Autisme is niet iets waar ik ‘last van heb’, het is een manier waarop ik anders ben dan de meeste mensen in mijn omgeving. Net als het hebben van sproeten en hele kleine voeten.
Overprikkeling is wel iets waar ik last van heb (of kan hebben) en dat is voor veel mensen met autisme zo. Heel veel prikkels die mensen zonder autisme misschien niet eens opmerken zijn voor mij een plens water in een emmer en met enige regelmaat stroomt die emmer over. Het zou alleen zo handig zijn als ik bij een halfvolle (of halflege ;)) emmer een soort signaal zou krijgen. Een oranje knipperlicht ofzo. Zodat ik zou weten: nu oppassen want anders hebben we stront aan de knikker.
Maar zover ik weet zijn die niet aan te schaffen dus moet ik leren om dat zelf te herkennen. En dan de omgeving er op wijzen zodat ze daar eventueel rekening mee kunnen houden en niet ‘gezellig’ een muziekje opzetten of van allerlei sociale interactie van me verlangen.
Twee weken geleden waren de mijnheer en ik op vakantie in een mooie cottage in Yorkshire. Een behoorlijk prikkelarme omgeving met uitzicht op eindeloze landerijen en het geluid van vogeltjes en een enkele loeiende koe om me heen. Toch was ik ook daar niet helemaal vrij van plonzen water in mijn spreekwoordelijke emmer.
Op een ochtend besloot de mijnheer om alle witte wolken hondenhaar even te stofzuigen. Wat op zich heel fijn was natuurlijk, ware het niet dat iemand had bedacht dat het fijn was om een luchtje in de stofzuiger te stoppen. En dan niet een lekker fris luchtje zoals dat van lavendel of pasgemaaid gras, of voor mijn part de geur van versgebakken brood, nee, de cottage rook ineens naar rozen. En dan niet de subtiele tonen van een verse bos bloemen, nee, de muffe lucht van potpourri. Oude rozenblaadjes. Dat vind ik ongeveer net zo lekker ruiken als een stoffige zolder. Gat. Ver. Damme.
Dat was dus met één stofzuigbeurt een halfvolle emmer. En dat zonder een vinger uit te hoeven steken. Ik herinner me nog dat de mijnheer een gesprek met me probeerde te voeren over wat we die dag zouden gaan doen, maar ik kon helemaal niet volgen wat hij zei omdat het zo vreselijk stonk.
‘Daar kan ik toch niets aan doen?’
‘Nee, dat weet ik ook wel. Ik neem aan dat jij die fokking rozenblaadjes niet in die stofzuiger hebt gestopt. Ik wil alleen maar even zeggen dat de overprikkeling nu op oranje staat.’
Ik ben maar even naar buiten gegaan om het gras te ruiken en naar de koeien te kijken terwijl de mijnheer alle ramen in het huisje open zette.

Read Full Post »

Deze week staat in het teken van bijstellen van doelen en het temperen van verwachtingen. Afgelopen zaterdag vroeg de mijnheer of ik zin had om naar de massagesalon te gaan, aangezien ik zelfs pijn had in spieren die ik tot dan toe niet had opgemerkt. ‘Nee, het hele concept ‘andere mensen’ kunnen we vandaag maar beter vermijden en ik ga dus ook niet mee de stad in om boodschappen te doen.’ Te veel prikkels, geen zin in en beter voor ieders gezondheid als ze bij me uit de buurt blijven. Een week lang een snerpende boormachine die bij me in de straat tekeer ging en nog een heleboel andere lawaai-prikkels daarbovenop hadden me compleet uitgeput.
De yoga van maandagochtend was ook al een brug te ver dus ik gokte op woensdag. Dan zou ik een grotere wandeling met Roemer gaan maken en vanaf dat moment zou ik ‘beter’ zijn en vrijdag weer gewoon gaan sporten. Maar woensdag kwam en ik werd totaal versuft wakker van een wekken waarvan ik dacht dat ik ‘m uit had gezet. Dat klopte, dit was de wekker van een uur later.
Dus stelde ik mijn verwachtingen maar bij: het doel van de dag werd een kleine wandeling, een gezonde lunch maken voor mezelf, minimaal 2 liter water drinken en tot bladzijde 100 komen in mijn boek. Die lange wandeling, die moest maar een dagje worden opgeschoven. Gelukkig past Roemer zich altijd aan mijn energieniveau aan en ligt hij meestal lamlendig in de woonkamer op dagen dat ik sloom ben.
Maar donderdagochtend begon met dezelfde zware deken van ‘nee’, dus schreef ik me maar uit voor de sportles van vrijdagochtend veel te vroeg en stelde ik mijn doelen bij: mijn haar wassen, tot pagina 200 komen in mijn boek, een gezonde lunch maken voor mezelf, 2 liter water drinken en het hondje uitlaten.
Wie weet komen we vrijdag aan die langere wandeling toe en kunnen we gelijk even een pakje afleveren met donaties voor de Vrije Bieb van vriendin N. en anders, anders moet dat volgende week maar.
In de tussentijd hoop ik op een tv-dokter, zo eentje zonder medische kennis of achtergrond en je dus niet wil opereren of doorverwijzen maar wel met een ernstig gezicht naar je klachten kan luisteren en een kopje thee kan komen brengen. Zo’n hele knappe. Maar misschien moet ik ook op dit vlak mijn doelstellingen bijstellen…

Read Full Post »

Volgens mij was het op één van de eerste pagina’s van ‘de Griezels’ van Roald Dahl waar ik een wijsheid las die me altijd bij is gebleven. Dahl schrijft daar dat iemand die goed en aardig van aard is, nooit echt lelijk kan zijn omdat hun mooie gedachten als een soort zon naar buiten stralen. Daaronder stond een door Quentin Blake getekend portret van een obese mevrouw met vooruitstekende tanden en een wortelneus in een vriendelijk gezicht.
Ik moet er steeds aan denken als ik Stephen Fry zie, niet echt een hele mooie man, maar hij heeft die liefste ogen ter wereld en daardoor toch heel fijn om naar te kijken. Volgens de theorie-Dahl heeft hij dus hele mooie gedachten. Het omgekeerde komt helaas ook voor. Zo was er ooit een hele knappe schrijver die mooie boeken schreef maar blijkbaar is er iets misgegaan in zijn brein want hij is al 20 jaar niet mooi meer en uit zijn pen komt ook voornamelijk gif. Deze week schreef hij bijvoorbeeld klimaatactivist Greta Thunberg ‘een lange geschiedenis van mentale stoornissen heeft’. En ‘haar ziektes hebben haar de perfecte voedingsbodem gegeven om als klimaatprofetes op te treden’. Allereerst: Greta heeft geen ziekte, ze heeft Asperger. En ik geef toe dat Asperger is bepaalde situaties een belemmering kan zijn, een ‘ander’ brein kan er ook voor zorgen dat je de dingen helderder kan zien. Als de poolkappen smelten dan is het belangrijk om daar iets aan te doen in plaats van je zorgen te maken over een schoolfeest of een proefwerk of denken ‘wat kan ik daar aan doen?’ Greta ziet haar autisme ook niet als een beperking maar als een gave en vindt ook niet dat ze ‘gek’ is maar dat neurotypische mensen eerder raar zijn. En daar zit ook wel iets in als je de stukjes leest van klimaatontkenners of de smoesjes hoort van wereldleiders die er nog steeds niet in geslaagd zijn om CO2-uitstoot te verminderen. Verder schrijft de lelijk geworden man dat Greta’s angsten, onrust, fobieën en eetstoornissen niet langer de kenmerken zijn van haar mentale ziektes maar (ze) hebben een externe rechtvaardiging gevonden: het klimaat. Dit is ongetwijfeld cynisch bedoeld, maar bevat wellicht meer waarheid dan de schrijver bedoeld had: mensen met Asperger kunnen dingen niet makkelijk naast zich neerleggen of denken ‘ach, het zal mijn tijd wel duren’. Elk verdronken kind, elke vergiftigde bij, elke vermoorde koe, dat voelen we, en daar willen we iets aan doen. En ja, dat geeft stress. Maar alleen een echt zieke geest ziet dat als een reden om iemand de mond te snoeren.
Ik geef toe, het is een moeilijke tijd voor oude mannen die niet in staat zijn om jonge vrouwen serieus te nemen. Greta is de  Arya Stark van de klimaatdiscussie en nu is het tijd om te beslissen wie je zelf wil zijn. Ben je Ser Davos die het van een afstandje goedkeurend aanziet, ben je Melissandre die haar bemoedigend toespreekt of ben je Cersei die zich terugtrekt in haar toren en denkt ‘ik moet het nog zien allemaal’. Ik weet wel welke rol Roald Dahl had gekozen in dit verhaal.

Read Full Post »

Vorige week was het een interessante week: deze stond namelijk in het teken van autisme (#autismeweek) en wie op die hashtag klikte zag al snel dat het gezicht van autisme niet een grijze man in een beige jack hoeft te zijn (vaak wel, maar deze week even niet). Autismeweek betekende Judith Visser die ergens op een podium stond (met haar hond natuurlijk), Bianca Toeps die haar boek ‘Maar je ziet er helemaal niet autistisch uit’ presenteerde en Zjos Dekker die op de radio een brief aan haar psychiater voorlas. En oh ja, ik deelde via twitter een paar oudere blogposts over ASS en mijn ‘Sheldon Cooper-test en kreeg daar fijne reacties op.
Een goede week die ik afsloot met eten bij de Thai met een super autisme-proof vriendin. Ik eet graag bij de Thai omdat ik weet dat ik daar vegetarisch kan eten en ook nog keuze heb (maar ik bestel meestal hetzelfde, maar dat maakt niet uit, het gaat om het idee). En toen werd het zaterdag, maar het voelde nog als vrijdagnacht toen om 7 uur de kinderen van de buren begonnen te stampen en krijsen. Het hele huis door, maar de muren zijn van bordkarton dus het klonk alsof ze míjn huis door aan het stampen waren. Al mijn spieren schoten in een kramp terwijl de herrie onverminderd voortduurde. Een uur. Twee uur. En toen trok ik het niet meer en belde de mijnheer die eigenlijk dit weekend weg zou zijn. Want ik wist niet meet wat ik moest doen en al helemaal niet hoe ik in deze staat voor mezelf én de hond moest zorgen. De rest van de dag heeft de buurman tegen zijn kinderen geschreeuwd, hebben die kinderen gerolschaatst over de plavuizen, wat voor mij klinkt alsof iemand mijn hoofd met een schuurmachine bewerkt, in de deuropening van zijn huis staan roken terwijl de nicotinewalm via de kieren naast onze deur onze gang blauw zette, terwijl er naast hem een kind op een fluitje stond te blazen.Tegen de tijd dat de mijnheer ’s avonds thuis was, was ik volledig over mijn toeren en zwaar overprikkeld en de pijnscheuten trokken door mijn spieren.
Na de #autismeweek had ik een pest geen autisten-weekend wel heel fijn gevonden.Misschien een ideetje voor volgend jaar.

Read Full Post »

Ik loop met mijn hond naar de stad. Een flinke wandeling waarbij we het nuttige met het aangename combineren: we scheppen wat frisse lucht, hij is er even uit en ik ga een bagel eten met mijn vader en een paar boodschappen doen. Het miezert een beetje dus waarschijnlijk gaan we met de bus terug.
Ik vind het heel goed van mezelf dat ik ons naar buiten heb gesleept ook al is het weer niet uitnodigend. Maar ja, buiten zijn is heel gezond. Ik las het laatst nog op de kalender in de yoga studio: ook in de winter moet je naar buiten want dat is goed voor je. Maar hoe dichter ik het stadscentrum nader hoe ernstiger ik dat betwijfel: op bijna elke straathoek staat wel een sneuneus aan een kankerstok te lurken. De meesten hebben een grauwe jas aan (die ongetwijfeld ook stinkt naar een kroeg uit de jaren ’90 op zaterdagnacht) en staan onder de luifel van een winkelpand.
Ik tel er op mijn wandeling van 25 minuten zo een stuk of 7. En dat zijn dan degenen die stilstaan. Die zie je van tevoren en dan kun je een flinke hap adem nemen als je nog op veilige afstand bent en daarna in je sjaal duiken. Sommige rokers komen zonder enige vorm van gêne heel dicht bij je staan als je voor een stoplicht staat te wachten. Of ze slenteren je tegemoet.
Kunnen die mensen dat soort smerige dingen niet thuis doen?
Maar waarschijnlijk zijn ze net als mijn buren: doen het zowel thuis (en dat ruik ik dan door de muren heen) als op straat en vinden dat doodnormaal. Maar ik vraag me af hoe lang dat nog duurt (in hun geval lang denk ik want ze zijn niet zo empatisch).
Het is namelijk op de meeste plaatsen toegestaan om alcohol te gebruiken zolang je er anderen niet mee hindert want dan wordt het openbare dronkenschap. En dat is nu net het punt met roken in het openbaar: je hindert mensen ermee. Sterker nog, lang nadat die sigaret is opgebrand hinder je mensen met de misselijkmakende stank die je uitwasemt (tip: was je jas eens). Menigmaal sta ik in een winkel achter iemand van wie het haar en de kleding zo stinkt dat ik hoop dat ze niet te dicht bij mijn boodschappen staat terwijl ik mijn neus en mond met mijn handen afscherm.
Vele rokers zijn boos over terrassen die een rookverbod hebben ingevoerd maar die rokers snappen niet dat ze anderen de kanker toeblazen waar zij zelf voor kiezen. Een junk spuit tenminste alleen nog zijn eígen aderen kapot.
Even vraag ik mij af ik of voor een volgende wandeling naar de stad zo’n mondkapje moet kopen waar menig Aziaat mee rondloopt, maar dan bedenk ik me. Ik zag als tiener ooit een sticker op een verkeerslicht waarop een brommer te zien was met een slang aan de uitlaat. Het andere eind van de uitlaat was in de mond van de bestuurder van de brommer gestopt. Misschien kunnen we dat idee uitwerken voor de ‘nou-èn-is-toch-mijn-keuze-roker’. Ik zat te denken aan het model van de ouderwetse Venetiaanse pest-dokter maskers. Zo’n lange zwarte snavel. Die valt dan over neus en mond zodat alle uitgeblazen rook via het masker de neus in wordt geblazen en nooit het lichaam van de roker verlaat. Noem het een kankermasker, noem het pestmasker 2.0, noem het wat je wil maar maak het verplicht. 

Read Full Post »

Vakantie in Engeland voelt altijd een beetje als thuiskomen. Ze verkopen er boeken in de supermarkt (!) en sokken met flauwe woordgrappen waar ik genant hard om moet lachen. De kassameisjes lijken op een puber-versie van mezelf en als ik een grapje maak snappen ze het gewoon.
Nu hadden we ook nog eens een cottage gehuurd in één van de meest gewilde streken van het land (volgens de roddelbladen die ik in de supermarkt heb doorgebladerd willen Posh and Becks er ook een huis), dus we zagen onszelf al eeuwig blijven.
Maar we kwamen er al snel achter dat we één ding wel heel erg zouden gaan missen aan Nederland: het hondenbeleid van het gemiddelde restaurant. In menig pub is de hond gewoon welkom en staat er vaak zelfs een weckpot met koekjes op de bar, maar in andere restaurants krijg je vaak nul op het rekest met je viervoeter.
Lunchen in Oxford was daardoor makkelijker gezegd dan gedaan. Bij de Italiaanse trattoria, bij het tentje waar ze Vietnamese Pho (noedelsoep) serveerden, overal werd Roemer de deur gewezen en de mijnheer had geen zin om op het terras te gaan eten.
Tot slot probeerden we het nog even bij Wagamama (keten met gerechten uit de Aziatische keuken). De jongen bij de deur wist niet of ze honden toe lieten, hij ging het navragen terwijl het vrouwelijk personeel en masse in katzwijm viel voor onze Roemer.
De jongen kwam terug met een ‘I have a cunning plan’-gezicht. ‘Is this by any chance a service dog?’
Ik wist wat me te doen stond. ‘Yes, I have autism, he is mij assistance dog.’
‘Great! Would you like a vegetarian and vegan menu as well?’
‘Yes I would’. 

Read Full Post »

‘Een autist op jihad’, luidde onlangs de kop op de voorpagina van de weekend-editie van NRC. Verschillende redacteuren en ook een huisarts tekenden bezwaar aan tegen de kop omdat het de ‘aandoening’ vóór de persoon stelt. De persoon is geen mens meer maar een diagnose.
Ik begrijp het standpunt en ben het ook wel met hen eens dat een krant dat zo niet had moeten afdrukken (overigens is de kop niet afkomstig van de auteur van het artikel), maar ik voel me er zelf niet mee gekwetst. Waarschijnlijk komt dit omdat ik autisme niet als een diskwalificatie zie maar als een ‘anders zijn’ (en ja: op sommige terreinen beter). Ik noem mezelf ook een ‘Aspie’ of ‘autist’. Waarop de mijnheer dan pedant zegt ‘persoon met autisme’. Heeft ie geleerd van die overspannen moeder in Atypical.

Waar ik wél giftig om kan worden is het random diagnostiseren van mensen op basis van één voorval. Zo had ik laatst iemand verteld over de drie gesprekken die ik heb gehad, de vragenlijst die ik samen met mijn vader of mijn jeugd heb ingevuld en de testjes die ik heb gedaan. Op basis van die drie dingen heb ik een diagnose gekregen: geslaagd voor autisme (Asperger). Ik had verwacht dat ik op vier van de zes punten een ‘vinkje’ zou krijgen, maar het was op alle zes. Het is hier dus behoorlijk autistisch
Ik heb daarna nog even kort iets verteld over wat het voor mij betekend, maar ik wist ook niet dat ik er niet te lang op door moet gaan want de meeste mensen hebben een korte aandachtsspanne. Dus hield ik op een gegeven moment mijn mond en hoopte ik dat er wellicht een vraag zou komen, maar er kwam een ‘diagnose’. ‘Nou dan is die en die ook autistisch want toen Piet promotie kreeg was haar enige reactie ‘hoe moet dat dan met het eten’?’*
Ehm. Punt 1: heb je niet op zitten letten toen ik vertelde over de drie uren gesprekken, de tests, de vragenlijsten? Bovendien uitgevoerd door iemand die ervoor doorgeleerd heeft, niet door de kassajuffrouw van de Dekamarkt.
Punt 2: Wil je hiermee zeggen dat iedereen die een keer bot reageert autistisch is? Dan ken ik er ook nog wel een paar. Of moet ik ‘m andersom opvatten: iedereen die autistisch is reageert bot. Volgens mij valt dat wel mee, zelf reageer ik nog wel eens langzamer omdat álle mogelijke reacties door mijn hoofd gaan en ik de botste eruit filter.

Daarnaast is het opmerken van alle details vóórdat je het grotere plaatje overziet (de promotie) slechts één van de kenmerken van autisme (ik was getest op 6 punten, weet je nog?). Er zijn er nog veel meer, waaronder hyper-actieve zintuigen en in mijn geval een fenomenaal geheugen.
Het ‘zeuren over details’ en zo een domper zijn op de feestvreugde noemen ze in de DISC-persoonlijkheids-leer gewoon ‘blauw’. En ik ben dus niet blauw. Ik ben paars met een goud randje. Maar dat randje is alleen zichtbaar voor mensen met een iets langere aandachtsspanne. 

 

*het voorbeeld luidde anders, maar voor de herkenning en privacy enz. enz.

Read Full Post »

Older Posts »