Feeds:
Berichten
Reacties

Posts Tagged ‘kooikerhondje’

Voor betere kwaliteit klik op de link onderaan

Read Full Post »

De huishond stamt af van wolven, dat weten we allemaal. Maar hoe dat precies in zijn werk is gegaan daar verschillen de meningen, of beter gezegd: de theorieën over. Evolutiebioloog Josef Reichhof zet in ‘Der Hund und sein Mensch’ (in het Nederlands is de titel foutief vertaalt als ‘De hond en zijn baas’, de auteur is namelijk helemaal niet van mening dat de hond een baas heeft, eerder zoiets als een roedelgenoot of gezinslid), zijn theorie uiteen.
Dat eerste deel is voor de leek soms wat lastig te volgen. Hij schrijft over de (voor mij grootendeels onbekende ) dieren die leefden in diverse regio’s in de ijstijd en kan soms uitweiden over iets om dan terug te komen met een zin als ‘zoals ik al duidelijk heb gemaakt’. Dan denk ik als lezer ‘ja, drie hoofdstukken geleden voordat we met hyena’s, hyenahonden en holeberen een zijpad insloegen…’
Maar als ik het goed begrepen heb valt dit deel van het boek samen te vatten als: veel mensen denken dat de mens de hond heeft gedomesticeerd door wolvenpups met de hand groot te brengen en te selecteren op ‘braafheid’, maar zelf denk ik dat het andersom is: wolven besloten om de etensresten van mensen te gaan eten en adapteerden steeds beter.’
Voor mij, als mens dat gedomesticeerd is door een kooikerhondje, was vooral het tweede deel van het boek leuk om te lezen: herkenbaar voor iedereen die een hond heeft gehad en heeft gedacht ‘dit is echt de beste hond van de wereld’. En zoals Josef Reichholf schrijft: dat zou iedereen moeten denken, anders hebben ze iets niet helemaal goed gedaan. In het deel ‘De relatie tussen hond en mens’ vertelt de auteur over zijn eigen hond. Of beter gezegd: de hond van zijn vrouw, want pupje Branko koos heel duidelijk voor Miki en Josef en hun dochter hoorden daar toevallig bij. Bij mij als lezer kwam van alles weer terug: de eerste blik van zo’n mini-hond die besluit ‘jullie lijken me wel ok dus ik ga jullie even claimen’, en zo’n snuitje dat zich tegen je oksel duwt waarna hondjelief in slaap valt met zijn neus onder je arm. En dat deel van het boek maakt het voor elke hondenbaas ehm…elk hondenmens (Reichhof gelooft niet zo in het ‘de baas zijn’, hij ziet mens en hond als een team) het lezen waard.

Read Full Post »

Het schijnt ooit gekocht te zijn als afwasborstel, maar daar leek het naar mijn mening niet eens op. Nee, de Lola-borstel (de naam stond in een rood zegeltje op de steel) was overduidelijk een microfoon. Een microfoon die ik dagelijks met me mee sleepte om liedjes van de radio te kunnen playbacken (zonder Lola-borstel in je hand is het natuurlijk niet duidelijk wat je aan het doen bent).
Ooit mocht ik voor een feest op school optreden als Madonna en voor die gelegenheid kreeg Lola-borstel (net als ik) ook een tulen strik om.
Ik weet heus wel dat mijn hond op geen enkele wijze genetisch aan mij verwant is, maar dat vermogen om iets anders te zien in een dagelijks gebruiksvoorwerp heeft hij natuurlijk van mij. Bij Happy Soaps bestelde ik een…afwasborstel. Tot dan toe gebruikte ik meestal zo’n stuk zeekomkommer om de afwas mee te doen, maar die zijn nogal groot en nemen veel ruimte in als je ze te drogen hangt, dus ik wilde eens iets anders. De borstels die zij hebben zijn lekker klein en gemaakt van kokosvezel.
Het pakje arriveerde, de borstel werd uitgepakt, en de hond begon ernaar te wijzen (met zijn snuit hoor, het is geen Border Collie).
‘Wat wil je?’ vroeg ik, en stak de borstel naar hem uit.
Het stopte zijn kop eronder en bewoog ‘m heen en weer. ‘Wil je geborsteld?’
Ja dus. Vooral over zijn kop. Met een borstel van harde kokosvezel.
Ik heb gelijk nóg maar zo’n ding besteld want net als de Lola-borstel zal ook deze waarschijnlijk nooit gebruikt woorden als afwasborstel.

Read Full Post »

Het is één van de eerste dingen die we kleine kinderen aanleren: ‘Het hondje blaft, waf waf waf’. Het is vrij nutteloze informatie die later in hun leven zeer zelden van pas zal komen. En in het geval van mijn hond ook slechts sporadisch van toepassing.
Blaffen doet hij eigenlijk alleen als ik, wanneer het buiten donker is, in mijn eentje naar de deur loop om die open te doen (meestal voor een onschuldige jongeling die op bestelling vegetarische curry komt brengen). Roemer wil dan even laten weten dat ik helemaal niet alleen ben. En dat dat mens van hem misschien vegetarisch eet, maar hij dus niet. Of misschien wil hij alleen maar weten of er wel kroepoek bij de bestelling zit, dat kan natuurlijk ook.
Dat hij maar zelden blaft wil niet zeggen dat hij de rest van de tijd stil is. Integendeel, als de mijnheer hier in huis ’s morgens vroeg Roemers riem om doet om met hem naar buiten te gaan hoor ik hem vaak zeggen ‘wat heb je weer een hoop te vertellen’. De mijnheer hè, Roemer articuleert iets minder duidelijk.
Roemer knort en mompelt maar met wat hoofdknikken en intense blikken weet hij vaak wel duidelijk te maken wat hij wil. ‘knor knor knor’ + hoofdknik betekent ‘mag ik op de bank?’ en dan is er nog een knor die enorm klinkt naar de knor die Pippa (het konijn waar Roemer de eerste zes jaar van zijn leven mee in huis woonde) maakte als ze tevreden rondhupte. Die noemen we de ‘gezellig hè?’-knor.
Nu de mijnheer hier in huis inmiddels al een jaar lang bijna altijd in huis is en dus met regelmaat even zijn kantoor uit komt en de woonkamer door loopt om even thee voor zichzelf te zetten of weer een desembrood in de oven te schuiven, wordt Roemer meer dan anders blootgesteld aan taal. Aan pratende mensen. Voordat covid-19 ons leven op z’n kop gooide zat Roemer op door de weekse dagen alleen met mij thuis, en ik praat niet zo vaak in mezelf. Maar nu is er ook een mijnheer in huis die steeds bij verschijnen ‘hallo!’ zegt.
Dat ‘hallo’ kan Roemer inmiddels aardig imiteren. Het klinkt een beetje binnensmonds ‘whulluw’, maar hij zegt het op het juiste moment.
Hij is nu tien jaar oud en we hopen dat hij nog minstens tien jaar ouder wordt dan hij nu al is. Wie weet kan hij tegen die tijd zo goed en duidelijk praten dat hij helemaal geen ‘waf waf’ meer doet maar gewoon aan de bezorger van Zapp Thai vraagt ‘zit er wel kroepoek in die zak? Anders kun je wat mij betreft weer terug om het te halen, vriend.’

Read Full Post »

Een week voordat de bibliotheek (weer) dicht ging stonden er gelukkig twee boeken voor me klaar (die zal ik voorlopig wel even in huis hebben want ook het inleveren is in Haarlem niet meer mogelijk). Twee van de meest gelezen en besproken Nederlandstalige boeken van het afgelopen jaar.

Uit het leven van een hond-Sander Kollaard

Hoofdpersoon in deze roerende roman is Henk. Henk is een 56-jarige, alleenstaande IC-verpleegkundige met licht overgewicht. Hoewel, alleenstaand: hij heeft een kooikerhondje en iedereen die een kooikerhondje heeft weet dat je die qua persoonlijkheid niet moet onderschatten.
‘Uit het leven van een hond’ beschrijft één snikhete zomerse zaterdag waarop Henk merkt dat het met zijn hondje niet zo goed gaat.
Met hemzelf gaat het echter langzaamaan de goede kant op, na een toevallige ontmoeting, een telefoongesprek met zijn ex-vrouw en een bezoek aan zijn nichtje met wie hij een fles wijn deelt en van wie hij hoopt dat ze zijn liefde voor ‘Kees de jongen’ zal delen. De lezer weet allang: Henk is een volwassen versie van die Kees: gevoelig en zorgzaam. Iemand die je wil koesteren.

Voor iedereen die het boek gelezen heeft: onze hond reageert niet op ‘Una paloma blanca’ wel op ‘Moning mood’ van Edvard Grieg.

Confettiregen-Splinter Chabot

Iedereen die denkt dat homo’s ‘niet zo moeten zeuren en gewoon uit de kast moeten komen’ en dat homo zijn op zich ok is, maar ‘zo’n gay pride niet nodig is’ of ongemakkelijk wordt van een reclame van de HEMA met twee jongens onder een dekbed, die zou Confettiregen moeten lezen.
Hoofdpersoon Wobie groeit op in een progressief gezin met een lieve betrokken vader die auteur en theatermaker is en een moeder die arts is. Beiden ouders laten met regelmaat expliciet weten dat homo zijn helemaal normaal en ok is, maar toch worstelt Wobie met zijn gevoelens. Hij merkt wel dat hij voor sommige jongens iets speciaals voelt maar hij wil dàt niet zijn. Dàt waarvoor -zoals zijn broer tijdens een ruzie in zijn gezicht smijt- hij in Rusland in een kamp zou worden gestopt. Dat waar in voetbalkleedkamers mee wordt gescholden, dat Youp nog steeds ‘pisnicht’ meent te moeten noemen.
Confettiregen is een vlot geschreven boek dat een prominente plek zou moeten krijgen in elke school.
Tip: kijk ook vooral de documentaire ‘Pisnicht the movie’

Read Full Post »

Vroeger, als ik in de zomer bij mijn nichtje logeerde en we na een dagje strand, gedoucht en wel in onze pyjamaatjes klaar zaten om naar bed te gaan, hoopten we dat het zou onweren. Want dat was zo ‘gezellig’. Volgens mij vonden we het vooral een hele goede reden om ons bed weer uit te gaan om naar het schouwspel te kijken.
Nog steeds vind ik het bijzonder om het gerommel in de lucht te horen en de flitsen te zien maar de laatste tijd gaat het zó heftig tekeer dat er weinig ‘gezelligs’ meer aan is. Afgelopen nacht waren de knallen zó hard en onverwacht dat slapen geen zin had. We slapen onder een schuin dak dus de regen en hagel die tegen de pannen knallen klinken alsof ze tegen je hersenpan slaan.
Menig hondenmoeder en -vader heeft de nacht doorgebracht naast een bibberende viervoeter en ook ik zei na de eerste hagel-aanval tegen de mijnheer dat hij het hondje maar even naar boven moest halen omdat ik het zielig vond dat hij beneden alleen was.
Toen de mijnheer weer boven was met Roemer op zijn nek zei hij (de mijnheer dus, Roemer kan alleen gebarentaal en geluiden die nog net geen spreken zijn) ‘Hij lag dus gewoon te slapen hè?’
Dat verbaasde me eerlijk gezegd niet zo erg, het was ook eigenlijk een kwestie van ‘mijn moeder heeft het koud dus ik moet een vestje aan’. Ik wilde hem gewoon bij me hebben. Toch dat knusse gevoel van samen op een kamertje, gewikkeld in een slaapzak en met het gerommel op de achtergrond.
En het kàn ook zijn dat hij het helemaal niet zo leuk vond, die knallen, maar dat hij maar deed alsof het hem niets kon schelen, zo is ie ook wel weer. Toen hij eenmaal boven lag te slapen wist ik in ieder geval zeker dat hij zich écht veilig voelde. Vanaf dat moment hoefde ik me alleen nog maar zorgen te maken of die éne rijpe aardbei in de tuin het natuurgeweld wel zou overleven.

Read Full Post »

Ze zeggen niet voor niets dat honden en bazen op elkaar gaan lijken (of kiezen we -onbewust-voor een huisdier dat op ons lijkt?). En ik weet wel dat anekdotisch bewijs geen bewijs is, maar ik ken geen enkel hondenmens die deze wijsheid tegenspreekt.
Zo trok ik afgelopen zaterdag met een vriendin de stad in. Ze had haar teckel-meisje niet meegenomen. ‘Nee, dat zijn te veel indrukken voor haar en dan raakt ze overprikkeld en wordt ze dwars. Net als ik eigenlijk. We lijken nogal op elkaar.’ Ons eerste gezamenlijke doel was de boekhandel. Vriendin woont in een kleinere plaats en had aan mij gevraagd of er in Haarlem een goede boekhandel te vinden was. Jazeker, meerdere, ik kan zo drie goede opnoemen, maar we gingen eerst naar de mooiste.
In deze boekhandel werkt een mijnheer die daar al heel lang werkt en deze mijnheer heeft smaak, dus hij vindt Roemer erg leuk. Alleen hangt Roemer steevast de verlegen deerne uit als de mijnheer hem aaien wil. En dat vind ik nogal suf want zo lijkt het net alsof Roemer hem niet vertrouwt en daar lijkt me geen reden toe.
Afgelopen zaterdag was het weer precies hetzelfde liedje: de mijnheer ging netjes door de knieën, liet Roemer aan zijn hand snuffelen en wilde hem aaien (op de borst, de plek waar hij dat ook het liefst heeft). Maar Roemer dook weer eens weg achter de benen van ‘mamma’. Ik besloot een trucje toe te passen dat prima had gewerkt bij de glazenwasser waar hij als pup zo bang voor was geweest. Ik was toen met de doodsbange Roemer en een handvol koekjes naar buiten gelopen en had aan degene die zo brutaal was om aan onze ramen te zitten gevraagd of hij de pup even een koekje wilde geven. Dat wilde hij wel en bij zijn volgende bezoek stond Roemer hem kwispelend op te wachten. Maar wat bij een pup van een paar weken werkt, daar trapt een hond van 8 nog niet in. Hij wilde wel een koekje aannemen van de boomlange boekwinkel-mijnheer maar hij kijk direct daarna mij aan met een blik die leek te zeggen ‘Ik weet heus wel dat dat koekje gewoon van jou afkomstig was, hoor mens.’
Vriendin en ik trekken verder na onze boekenbuit te hebben afgerekend. Eenmaal weer buiten zeg ik ‘Ik durfde vroeger niet tegen hem te praten.’ ‘Hoezo?’ “Tja, ik weet niet, ik was voor niets en niemand bang, maar tegen een jongen van mijn eigen leeftijd praten die er zo uitzag en ook nog eens van boeken hield, nee, dat kon ik niet. Als hij gedag zij dan dook ik achter een boekenkast. Maar dat is wel al zo’n 20 jaar geleden hoor.’ En ik kijk naar Roemer die vrolijk met ons mee wandelt. Dan pas valt het kwartje. Zo hondenmoeder zo zoon. Over een jaar of 20 is hij vast de beste maatjes met de mijnheer…

Read Full Post »

Ouder wil niet altijd zeggen wijzer… Mijn meest recente column voor Dierenpraktijken lees je hier 2019-03-11_001527

Read Full Post »

Als hij zich verveelt komt mijn hond me zijn speelgoed brengen. Na een uurtje geconcentreerd schrijven ligt er vaak een hele berg naast mijn bureaustoel. Onlangs had hij een keurig stapeltje gemaakt met een trektouw onderop en bovenop zijn lievelingsspeelgoed: een blauwe ring. Ertussen lag ook nog zijn ‘kopkussen’, het kussen dat ik naast de postzak leg waar hij op slaapt maar dat vreemd genoeg altijd aan de wandel gaat want ik kom het op verschillende plekken in de woonkamer tegen.
Het brengen van speelgoed om aandacht te vragen is op zich vrij normaal hondengedrag, maar Roemer doet er een schepje inlevingsvermogen bovenop. Hij brengt niet alleen zijn eigen speelgoed, maar ook dingen waarvan hij denkt dat ik het leuk vind om ermee te spelen. Zo had ik, vlak voordat ik ‘toch écht aan het werk moest’ even de vloer gedweild en was ik waarschijnlijk op een gegeven moment afgeleid en maar aan het werk gegaan, waardoor de dweil nog in de kamer lag. Die belandde dus ook op de stapel speelgoed.
Niet echt mijn hobby, vriendje, maar bedankt.
Van de week ging hij nog een stapje verder en probeerde hij één van de dumbells die in een hoek van de kamer liggen op te pakken. Het ding weegt drie kilo dus hij liet het van schrik weer vallen. Om het binnen een minuut opnieuw te proberen. Ik zei nog ‘nee’, maar dat is vrij zinloos als een stier (van sterrenbeeld, het is een hond, maar hij is dus ook een stier) zich eenmaal iets in zijn hoofd heeft gehaald.
Hij bleef het proberen, ondanks mijn waarschuwingen. Drie kilo in je bek als je er zelf maar 12 weegt is niet niks. En eventjes dacht ik dat hij het opgegeven had, maar toen ik thee aan het drinken was met mijn vader hoorde ik ineens een dreun. Er lag een dumbell naast mijn voeten. ‘Hier, dat ding waar jij om de dag mee speelt’. Goh, bedankt.
Gelukkig luidt het gezegde ‘je bent wat je eet’ en niet ‘je bent het speelgoed dat je hond je geeft’, dus ben ik nu havermout met banaan en chocola en geen dweil met een dumbell.

Read Full Post »

Mijn meest recente column voor Dierenpraktijken lees je hier: 2019-1-11_12511

Read Full Post »

Older Posts »