Slechts één weekend. Als lezer maak je hoofdpersoon Wallace slechts één weekend mee, van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend, maar ik zal me nog lang zorgen over hem blijven maken.
Wallace is een jonge zwarte man uit Alabama die biochemie studeert aan een universiteit in het Midwesten van de Verenigde staten. Het grootste deel van de tijd is hij het buitenbeentje: alleen de conciërges hebben dezelfde huidskleur als hij.
Zelfs in de vriendengroep, van wie de meesten net als hij homosexueel zijn, hoort hij er niet helemaal bij. Hij wordt niet voor alle gezamenlijke afspraken uitgenodigd.
Een aantal weken geleden is zijn vader overleden, maar hij is niet naar het zuiden afgereisd en heeft het ook met geen van zijn vrienden besproken. Als hij op een zomerse vrijdagmiddag een vriendin in vertrouwen neemt gaat het nieuws als een lopend vuurtje door de vriendengroep en wordt Wallace geconfronteerd met herinneringen aan zijn liefdeloze jeugd. Intussen verandert de verstandhouding met Miller, het lid van de vriendengroep van wie Wallace dacht dat hij een hekel aan hem had. Ook Miller heeft wat lijken in de kast en is ontsnapt aan een jeugd die zonder perspectief leek.
Deze roman heeft de sfeer A little life bij vlagen had (voordat het uit de bocht vloog en kitsch werd) en een thematiek die doet denken aan I know why the caged bird sings. Er gebeurt in feite vrij weinig in de roman: Wallace is bezig in het lab, heeft mot met één van zijn mede-studenten (van wie je je langzaamaan af gaat vragen of ze misschien niet tòch een punt heeft…), speelt een potje tennis, verveelt zich op een feestje, maar Brandon Taylor weet toch zo’n sfeer te scheppen dat het onderhuids steeds kriebelt. Gaat dit vreselijk slecht aflopen of weet Wallace toch zijn draai te vinden, krijgt hij meer zelfvertrouwen en weet hij de demonen uit zijn verleden van zich af te schudden?
Terecht op de shortlist van de 2020 Booker Prize gezet.
