Op één van de laatste dagen van 2016 bezocht ik eindelijk de Jan Weissenbruch-tentoonstelling in Teylers Museum. Net op tijd want hij was in het nieuwe jaar nog maar één week te zien. De naam Weissenbruch kende ik vooral als die van een schilder van de Haagse School, maar al snel werd duidelijk dat dat niet déze Weissenbruch was (dat was een neef, Jan Hendrik). Waar de Haagse School zich kenmerkt door de grijze lucht (vaak boven een weiland met koeien of een schaapskudde) zijn de luchten op de doeken van Jan Weissenbruch vaak helder met her en der een spierwit wolkje.
Vanwege zijn realistische schilderstijl werd hij wel de Johannes Vermeer van de 19e eeuw genoemd. En wie naar de lichtval op zijn doeken kijkt, ziet dat daar zeker iets in zit. Maar zo realistisch als Weissenbruch schilderde Vermeer nooit. Vooral op de kleine doeken valt dat op. Bij gebrek aan een respectvollere vergelijking zou ik haast zeggen dat sommige werken haast het product van 3D-knipselkunst lijken. Vooral de boerenweide, vermoedelijk bij Schoonhoven, heeft zoveel suggestie van diepte dat het lijkt of ik, als ik nog één stap dichterbij doe, erin kan stappen.
Rondkijkend schijnt het me toe dat hij beter uit de voeten kon met kleine dan grotere doeken: zijn afbeelding van de Grote Bavo lijkt wat houterig en het beeld van Laurens Janszoon Coster lijkt me te kort en te dik. En het perspectief lijkt ook niet helemaal te kloppen. Of heeft hij nou een straat weggemoffeld en ziet het er daarom wat bevreemdend uit? Ernaast hangen echter twee kleine doekjes, uitsnedes van het grote, de Lepelstraat en de Vleeshal, en die vind ik prachtig. Door de manier waarop het zonlicht op de stenen valt léven ze.
Vlak in de buurt hangen twee doeken die prince Albert ooit voor queen Victoria kocht. De doeken zijn in bruikleen gegeven door Queen Elizabeth II. Omdat Albert onverwacht en jong overleed ontving ze ze pas na zijn overlijden, ze stonden op kerstochtend op haar te wachten. Ze schreef over dit voorval in haar dagboek, dat in de tentoonstelling ook geciteerd wordt.
Waarschijnlijk had Weissenbruch dit mooi gevonden, deze voetnoot in de (kunst)geschiedenis want veel van zijn onderwerpen, waaronder diverse stadspoorten, koos hij om ze vast te kunnen leggen voordat ze gesloopt werden. En daarmee was hij natuurlijk eigenlijk een Chiel Braat avant la lettre…
Deze column is in januari geschreven voor een opdrachtgever