De titel ‘Hamnet’ kwam veelvuldig voor op door auteurs en lezers samengesteld lijstjes met favoriete boeken van het afgelopen jaar. Tayari Jones noemde het ‘geen makkelijk boek’, maar zeker de moeite waard. Dat eerste ben ik niet met haar eens, geen enkele zin uit Hamnet was ‘werken’, maar het was zeker anders dan romans waarin je altijd en overal wel een stukje kunt lezen. Voor Hamnet, I wanted to have the room: elk teken van menselijk leven anders dan het mijne moest verdwijnen. Ik wilde zelf namelijk compleet opgaan in het boek. In de tijd, in de plaats, in de levens van de mensen. En ik wilde dat niets of niemand me terug kon halen.
Hamnet is een jongetje dat opgroeit in Warwickshire in de jaren 1580. Een vrolijk, lief jongetje, de helft van een tweeling. Zijn moeder is een vrouw die ooit gevreesd werd omdat er werd gefluisterd dat het pokdalige gezicht van haar stiefmoeder door haar werd veroorzaakt. Nu is ze de steun en toeverlaat van menig zieke op zoek naar een remedie tegen hun kwalen.
De opa van het jongetje is een keiharde man die weinig goeds over heeft voor de vader van het jongetje. Een jongensachtige vader die oog heeft voor de mooie dingen die de wereld te bieden heeft. Een vader van wie de lezer weet dat hij één van de beroemdste mensen uit de geschiedenis zal worden.
De laatste maanden hebben we menig maal via social media het bericht langs zien komen dat William Shakespeare zijn beroemde toneelstuk King Lear schreef in de periode dat de pest door Londen raasde. Met daaronder de vraag ‘wat doe jij tijdens de quarantaine?’
‘Hamnet’ gaat over dat andere stuk, zoveel begrijpt de goede verstaander. Ook al worden de namen ‘William’ en ‘Shakespeare’ nergens genoemd. Het gaat vooral over een moeder en haar kinderen tijdens de angstigste en verdrietigste periode in haar leven. Over de machteloosheid van een vader en hoe hij dat om weet te zetten in iets dat zó mooi is dat het tijdloos is.
Een mooiere hommage dan deze geweldige roman had hij niet kunnen krijgen.
