Feeds:
Berichten
Reacties

Sociaal en asociaal

De volkswijheid dicteert dat kattenmensen sociaal zijn en van gezelligheid houden. Ook zouden ze eigenzinnig en creatief zijn. En, als je het mij vraagt, er is iets vreemd in hun karakter waardoor ze zich vrijwillig demoveren tot persoonlijke bediende van een mini-tijger.
Maar dat sociale, dat zie ik niet zo. Ik zou mezelf niet omschrijven als een socialio (dat is Emilio Guzman al), ik ben dan ook een hondenmens, maar ik probeer wel rekening te houden met anderen. Toen wij twaalf jaar geleden een hondje in huis haalden en hij de eerste nachten nog wel eens een blaf liet horen, heb ik aan de buurvrouw gevraagd of ze geen last van hem had (had ze niet). Als ik met mijn inmiddels bejaarde hond ga wandelen neem ik poepzakjes mee. Niet alleen omdat dat moet, ik wil ook gewoon niet dat anderen last hebben van het feit dat ik een hond heb.
Maar dan kattenbezitters. Die laten hun troeteldier gerust hele dagen en nachten zonder toezicht buiten lopen (ik kan me dat al niet eens indenken, dat je je viervoeter ergens laat lopen waar ie onder een auto kan komen of ergens van kan schrikken terwijl je er niet bij bent). Die beesten kakken vervolgens in iemands tuin (in mijn geval moet ik dus niet alleen de poep van mijn eigen hond opruimen maar ook die van andermens kat), vermoorden op jaarbasis miljoenen vogels en andere dieren (je hoeft mij niet te geloven, Arjen Lubach zegt het ook) en houden ook nog eens mensen wakker.
De aansporing van De Avondshow om katten ’s nachts binnen te houden en in het broedseizoen de hele dag, heeft niet iedereen ter harte genomen. Niet alleen zie ik overdag nog steeds katten lopen, de afgelopen drie nachten werden we wakkergekrijst door iemands poezenbeest. De afgelopen nacht was het zo erg dat het al begon voordat we gingen slapen en het om tien uur ’s ochtends nog steeds onverminderd doorging. En je zou denken dat één beest je niet een hele nacht wakker kan houden (of misschien alleen een mug op je kamer), maar het gaat om het sóórt geluid. Soms word ik ’s nachts een beetje wakker van het geschreeuw van een meeuw die voorbijvliegt. Dan denk ik even ‘meeuw, strand, leuk’ en slaap weer. De meeuw is dan ook al weg, heeft de sneltrein naar Zandvoort genomen denk ik. Maar die kat, die blijft de hele nacht op een schuur in de buurt zitten. En soms is hij even stil en dan dommel je in slaap, maar dan begint het weer. En het klinkt als het protest van een plat pratend kind: ‘nai, nai, naaaai!’ En ook plat pratende kinderen verdienen het om beschermd te worden. En soms klinkt het alsof iemand pijn heeft: au-au-auuuuaauuu!’ Dan maakt mijn onderbewuste me wakker, ook al is er niets dat ik doen kan. En dat gaat de hele nacht zo door.
Ik probeer zo vegan mogelijk te leven, dus ik ben tegen het afschieten van dieren, maar als komende nacht iemand die schijtkat van het schuurdak plukt, ‘m in de kofferbak van een auto stopt zodat we een nacht rustig kunnen slapen en ‘m de volgende ochtend naar een dierenarts brengt om ‘m te laten steriliseren, dan zou ik dat van harte toejuichen.

Ik kan me niet meer herinneren dat er ooit een jaar was waarin ik nìet het boekenweekgeschenk in handen had. Er waren natuurlijk wel jaren waarin ik nog geen literatuur voor volwassenen las, maar toen kwam mijn vader wel thuis met het boekenweekgeschenk en die heb ik later waarschijnlijk allemaal wel gelezen.
Ergens in mijn huis zwerven minstens twintig boekenweekgeschenken rond, ik heb ze alleen niet allemaal gelezen. De Kraai van Kader Abdollah bijvoorbeeld niet. Van Een tafel vol vlinders van Tim Krabbé weet ik niet eens zeker of ik het heb. En van het geschenk van vorig jaar, dat van Ilja Leonard Pfeijffer weet ik precies waar het is: op mijn nog-te-lezen-kar (de meeste mensen hebben een stapel, ik heb een kar. En een stapel).
Maar in de novelle van dit jaar, ‘De eerlijke vinder’, had ik gelijk zin dus had ik het uit voordat de boekenweek over was. Van Lize Spit had ik eerder het debuut ‘Het Smelt’ gelezen. Ik vond dat op zich een goed boek maar wel wat langdradig. Daar kan bij een boekenweekgeschenk moeilijk sprake van zijn, dus ik begon met hooggespannen verwachtingen.
En die maakte ze waar. Vanaf de eerste bladzijde zat ik als lezer midden in de jaren ’90 met crossfietsjes, flippo’s en chips die nog gewoon van Smith’s waren. Hoofdpersoon Jimmy neemt zijn flippoverzameling heel serieus. Hij maakt met regelmaat een rondje langs alle plekken in het dorp waar hij kleingeld zou kunnen vinden. De gehele opbrengst gaat naar de aanschaf van zakken chips met flippo’s. Hij spaart niet alleen voor zichzelf: hij heeft een simultaanverzameling aangelegd voor Tristan: zijn uit Kosovo afkomstige klasgenoot en beste vriend.
Op de eerste pagina van het boek vraagt Tristan aan Jimmy of hij komt logeren. Dit verzoek is het beste dat Jimmy in tijden is overkomen: de familie Ibrahimi slaapt namelijk met z’n allen in één kamer op matrassen op de grond. Een uitstekende plek om koprollen te maken. Bovendien lijkt het Jimmy, die sinds de echtscheiding van zijn ouders alleen met zijn moeder woont, enorm gezellig, met z’n allen op één kamer. Maar Tristan heeft Jimmy niet louter voor de gezelligheid uitgenodigd: er is iets gebeurd en Tristan heeft een plan waarin Jimmy een sleutelrol moet spelen…
‘De eerlijke vinder’ is één van de beste boekenweekgeschenken van de laatste jaren. Dit is overduidelijk geen verhaal ‘dat nog op de plank lag’: het is precies lang genoeg, toegankelijk genoeg voor een breed publiek, actueel en met genoeg diepere lagen om literatuur te zijn. Het zou me niet verbazen als deze novelle nog decennialang op leeslijsten van scholieren terug blijft komen.

Werpen of ontwerpen

Onlangs was het Internationale Vrouwendag, een dag waarop velen er bij stilstaan dat de wereld nog steeds is ontworpen voor ‘de man’ en het met dit tempo nog tientallen jaren zal duren voordat de loonkloof is gedicht. Anderen vragen aandacht voor femicide of het feit dat het recht op abortus in vele landen onder druk staat. Anderen deelden alleen memes.
Zo zag ik een meme voorbijkomen met daarop op de bovenste helft drie witte mannen die aan het hoofd stonden of staan van techbedrijven met daaronder ‘I made Twitter, I made Facebook en I made Apple’. Op de onderste helft was een zwarte vrouw in mantelpakje te zien met een baby op schoot en de tekst ‘That’s nice guys, I made Jimmy Hendrix’.
De boodschap lijkt te zijn dat we niet onder de indruk hoeven te zijn van het genie van de mannen aan de bovenkant van het plaatje want de vrouw aan de onderkant heeft iets indrukwekkenders gepresteerd. Alleen…daar heeft ze haar intellect niet voor nodig gehad: ze heeft zich voortgeplant. De geniepige onderliggende boodschap is dus: je hoeft je brein niet aan het werk te zetten hoor vrouwtje, het hoogste goed in het leven is het werpen van een kind en als dat dan een jongetje is dan kan híj misschien zijn brein gebruiken en iets uitzonderlijks presteren.
Terwijl er uitvindingen zijn gedaan door vrouwen die van grotere invloed zijn op ons dagelijks leven dan Twitter en Facebook. Ik zou niet lang zonder vaatwasser willen, bijvoorbeeld. En radiologie, ook wel heel fijn dat het er is.
‘Bovendien’, zei de man hier in huis, ‘zonder WiFi zouden die tech-jongens nergens zijn geweest. Dat is toch uitgevonden door die actrice, Ada Lamarr?’
‘Hedy Lamarr. Computer code, ook vrij belangrijk als je wil programmeren, is uit gevonden door Ada Lovelace.’
‘Oh ja, had ik per ongeluk twee vliegen in één klap. Maar dat zou een veel betere meme zijn geweest, op de onderste helft ‘That’s nice guys, I invented code for you, and I invented WiFi.’
Niets ten nadele van de moeder van Jimmy Hendrix, maar het eren van een vrouw alleen maar omdat ze een moeder is, slaat de plank volledig mis. Laar dat aan haar kinderen over op haar verjaardag en moederdag. Op deze manier bevestig je het vooroordeel dat mannen dingen doen ‘in de wereld’ en vrouwen hoogstens die nieuwe mannen baren, voeden en opvoeden. Het idee dat vrouwen werpen, niet ontwerpen. Dat vrouwen alleen gewaardeerd kunnen worden als ze een (goede) moeder zijn. Verwerpelijk en mogelijk zelfs schadelijk: prestaties van vrouwen worden al eeuwen onder het tapijt geschoffeld (wist je bijvoorbeeld dat de eerste tekstverwerker is gebouwd door Evelyn Berezin, een vrouw?), daar hoeven moderne memes niet nog een schepje bovenop te doen. Ik heb zelfs het sterke vermoeden dat dit digitale plakwerkje afkomstig is uit rechts-conservatieve hoek: subtiel vrouwen naar het aanrecht verwijzen. En heel ongepast, zeker op 8 maart.
Want, zo was te lezen in een meme die ik wèl kon waarderen: als je op Internationale Vrouwendag alleen moeders eert, dan vier je geen Internationale Vrouwendag.

Het beste boek dat ik tijdens de hele covid-periode heb gelezen, is zonder twijfel Hamnet. Ik heb in de twee jaar dat de pandemie rondwaarde ongetwijfeld veel meer goede boeken gelezen (ik las er in 2020 125 en het jaar daarna 156) maar ik weet zeker dat, als ik over 20 jaar terugdenk aan die tijd, ik zal denken aan Hamnet. Literatuur en werkelijkheid vielen zo mooi samen: angst voor een ziekte, je gedwongen afzonderen, en die prachtige zinnen van Maggie O’Farrell.
Dus toen ik las dat ze weer een dikke pil van een historische roman had geschreven, zette ik die natuurlijk bovenaan mijn boodschappenlijstje voor Waterstones in Manchester (ja, ik ga met een boodschappenlijstje in mijn hand naar de boekwinkel). Het omslag is zo druk als die van ‘Hamnet’ verstild is, en als je het boek openslaat zie je een enorme tijger op de endpapers.
Hoofdpersoon van de roman is Lucrezia de Medici, middelste kind (van de velen) van Cosimo de Medici en zijn vrouw Eleonora. Het eerste hoofdstuk speelt zich af in 1561, Lucrezia is doodsbang dat haar man het op haar leven heeft voorzien: ze is er van overtuigd dat hij haar wil vergiftigen. Waarom zou hij haar anders hebben meegenomen naar een fort in the middle of nowhere? Daarna maakt het verhaal een sprong terug in de tijd, eerst naar 1544, het jaar van haar geboorte, dan naar 1552, het jaar waarin Lucrezia een tijger aait. Want zo is ze: een nieuwsgierig kind met een fascinatie voor dieren, kleuren en alles dat wild en spannend is. Al jong blijkt dat ze een enorm talent voor tekenen en schilderen heeft.
Ze groeit op in het Palazzo Vecchio (in het boek, in werkelijkheid woonde ze daar niet haar hele leven) in het centrum van Florence. Ze trouwt jong, heel jong, omdat haar zus Maria, verloofd met de hertog van Ferrara sterft voordat ze kan trouwen. De hertog stelt daarop voor dat hij met Lucrezia trouwt. Dat gebeurt als die laatste 15 jaar oud is. Het huwelijk duurt kort: ze sterft als ze 16 jaar oud is en ze is zo goed als vergeten. Er zijn alleen nog een aantal portretten van haar bewaard gebleven. En nu deze roman die deze ‘vergeten vrouw’ tot leven heeft gewekt. Een aanrader voor iedereen die van historische romans houdt.
En, extra leuk voor mij: de eerste vakantie die ik maakte na een periode van lockdown, was naar Toscane. Niet een bestemming die ik anders snel zou kiezen, maar veel landen stonden op ‘rood’ toen je al wel weer naar Italië kon reizen. En als ik het essay achterin het boek goed heb gelezen, was ik daar waarschijnlijk in dezelfde periode als de auteur, die onderzoek ter plaatste deed nàdat ze de roman zo goed als af had.

kleur een vakje rood

Door een vakje rood te kleuren kun je de wereld een stuk groener maken. Soms hebben kleine dingen veel meer invloed dan je zou verwachten. Ga woensdag stemmen (en lees mijn nieuwe blogpost voor EcoGoodies )

Ik haal mijn leestips overal vandaan, maar vooral van Instagram. Daar kondigt Reese Witherspoon de nieuwste titels voor haar boekenclub aan, èn ik volg diverse fanart-accounts. Fanart kan gebaseerd zijn op tv-series, maar een aantal illustratoren laat zich vaak inspireren door young adult-novels. Zo volg ik Vanessa Kelley, haar illustraties staan onder andere in een speciale editie van Red, White and Royal Blue. Als zij op haar Instagram-pagina fanart plaatst van een boek wil ik niet alleen de print hebben maar ook het boek lezen. The Charm Offensive, bijvoorbeeld. Dus toen ik onlangs een illustratie zag die was gebaseerd op een voor mij onbekende roman, A Marvellous Light, heb ik die gelijk bij mijn boekhandel besteld. Op basis van de illustratie wist ik al een paar dingen: het verhaal speelt zich af rond het jaar 1900, er is iets met magie en waarschijnlijk zit er ook een vleugje boy meets boy in. Wat wil je nog meer? Nou, dat het het eerste deel van een serie is. Ook daarin is voorzien: het tweede deel is al uit en het derde komt dit jaar.
Robin Blythe heeft een titel (baronet) en heuse calling cards (visitekaartjes die je op de zilveren schaap van de butler kunt leggen als je iemand komt bezoeken), maar geen geld en wel een zusje dat studeren wil. Dus heeft hij een baantje. Het lijkt een eenvoudig kantoorbaantje maar zijn direct leidinggevende is de Prime Minister. Robin is de parliamentary liaison in de Office of Special Domestic Affairs and Complaints. Hoe special dat gaat worden, daar heeft hij nog geen benul van. Totdat op zijn eerste werkdag een man binnen komt lopen die op zoek is naar Robins voorganger. Een man die een pen heeft die zelf kan schrijven.
En dat is bij lange na niet het vreemdst dat hij mee gaat maken: een vloek, een doolhof dat tot leven komt, een huis vol met William Morris behang (ok, dat is niet vreemd, maar William Morris behang!), romantiek en oh ja, magie bestaat.
‘A marvellous light’ is een heerlijke combinatie van ‘The Will Darling Adventures’ en ‘The House in the Cerulean Sea’ en een vleugje ‘Red White and Royal Blue’ of ‘Bridgerton’ wat betreft…hoe gedetailleerd sommige passages zijn.

Ellie en de meermin

Net als zo’n beetje iedereen die HBO heeft (en een paar semi-criminelen die weten hoe je illegaal moet downloaden) kijken we The Last of Us. Maak je geen zorgen, ik zal hier niet gaan spoileren, maar mocht je er niets over willen lezen totdat je ‘bij’ bent: dit gaat over aflevering 4.
In The Last of Us wordt een nurkse man opgezadeld met de 14-jarige Ellie. Zij moet ergens naartoe worden gebracht en hij is de enige die dat kan doen. Hij heeft daar geen zin in, maar hij heeft het beloofd. En Ellie, die heeft een moppenboekje gevonden. Erger nog: het is een boek met puns, woordgrappen. Het soort grappen dat ik op dagelijkse basis spui en waar mijn man vooral om moet huilen. We kenden elkaar nog maar een paar weken toen hij een zak kadetjes uit zijn handen liet vallen en ik vroeg ‘Oh, heb je vloerbrood gekocht?’ Hij wilde weglopen, maar we waren in zijn huis.
Ik moest daar weer even aan denken toen Ellie aan Joel vroeg: ‘What did the mermaid wear to her math class?’
‘Een staartdeling!’, riep ik vanaf de bank.
Dat was natuurlijk niet het antwoord in het Engels….’an algae bra!‘ moest het zijn. En ik weet niet meer waar ik harder om moest lachen, dat antwoord of het vermoeide gezicht van Joel (na nog een flauwe mop zegt hij tegen Ellie ‘feel free to wait in the truck’). Nadat we de hele aflevering hebben gekeken ben ik toch nieuwsgierig wat mijn collega-vertalers hebben gedaan. Moppen en uitdrukkingen zijn het leukst om te vertalen. Tenminste, als je van de Nederlandse taal houdt. Steeds vaker worden voor vertaalopdrachten native speakers Engels gevraagd, maar ik zie daar de logica niet van: als je een mooie tekst in het Nederlands moet maken dan is het toch handig als de vertaler alle Nederlandse spreekwoorden en uitdrukkingen kent en die in de nieuwe tekst gebruikt in plaats van een Engels spreekwoord woord voor woord te vertalen?
Dus ik keek het moppenboekfragment nog een keer, maar dan met Nederlandse ondertiteling. En wat werd het: ‘Wat droeg de meermin {sic} naar de wiskundeles?’
‘Een algen-beha!’
Op zich past het onbewogen gezicht van Joel hier wel heel goed bij, want in deze ‘vertaling’ is het niet eens een grap meer. Technisch gezien is de vertaling juist: de woorden zijn vertaald maar de betekenis is verloren gegaan. Daarom zou ik HBO het advies willen geven om de volgende keer een Nederlandse taal-nerd naar de vertaling te laten kijken. Of gewoon een autist met een voorliefde voor woordgrappen.

Thrillers, daar had ik het wel een beetje mee gehad na de zoveelste Saskia Noort en het dieptepunt: die serie met die kinderrijmpjes-titels. Maar toen kwam Reese Witherspoon en maakte ik kennis met The Last thing he told me en Wrong Place Wrong Time en realiseerde ik me dat er ècht zoiets bestond als een literaire thriller: een literaire roman die tegelijkertijd ook een thriller is. Maar vooral dat eerste. Maar dan met spanning. En een onverwachte wending.
Ik hoopte dat ‘The Sanatorium’ dat ook zou zijn. Deze titel was immers ook door Reese geselecteerd voor haar Bookclub, dus ik ging er wel vanuit. Ik heb de titel ook diverse keren voorbij zien komen op GoodReads (wellicht was het genomineerd voor beste thriller van het jaar?) dus ik had er zin in. Het boek speelt zich af in een afgelegen hotel in Zwitserland tijdens een sneeuwstorm, dus het lijkt de ideale titel om lekker mee op de bank te kruipen. En omdat het spannend beloofde te worden leek het me een ideaal boek om te lezen met een door verkoudheid verstopt hoofd: de suspense zou er wel voor zorgen dat ik het niet te vaak weg legde.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik wèl dóór las, want de auteur had de gewoonte de hoofdstukken op een vreemd punt af te kappen: net als de hoofdpersoon iets ziet ofzo. Een slim trucje, dat wel. En slecht geschreven is het óók niet, geen kromme zinnen of ander taalgebruik waar ik me aan ergerde. Nee, het kwam vlot op gang. Maar wàt dan precies….
In de proloog wordt een architect vermoord. Hij is betrokken bij een prestigeproject: de renovatie van een oud sanatorium dat dienst gaat doen als luxe-hotel. Vijf jaar later is een Britse vrouwelijke detective op non-actief samen met haar vriend op weg naar datzelfde hotel. Ze is nerveus, haar laatste zaak was nogal ingrijpend èn ze zal voor het eerst sinds jaren haar broer weer zien. Ze is naar Zwitserland gekomen om zijn verloving met een jeugdvriendin van haar te vieren.
Maar dan verdwijnt de vriendin…

En vanaf daar is het…nogal rommelig. Je denkt als lezer wat aanwijzingen te lezen, maar daar komt de auteur helemaal niet op terug. Het motief komt een beetje uit de lucht vallen en de dader is geen grote verrassing.
Ik kan alleen zeggen dat het makkelijk wegleest, maar om te zeggen dat het lezen veel voldoening gaf, nee. Het was een beetje mwah. Ik vraag me dan ook sterk af waarom Reese het ‘A thrilling mystery that kept me on the edge of my seat’ noemt. Maar goed, je kunt het blijkbaar niet altijd eens zijn.