Op basis van alleen de titel dacht ik dat dit een boek zou zijn in het genre ‘boekwinkel/café aan het strand/op het idyllische eiland’. Een zomers feelgood niemendalletje dus. Maar het omslag maakt al snel duidelijk dat de setting iets minder schilderachtig is: deze boekwinkel staat in het Londen van de Blitzkrieg (de Tweede Wereldoorlog). Grappig detail is dat het omslag van ‘De laatste boekwinkel van Londen’ nogal uit de toon valt tussen de andere boeken van dezelfde auteur: die hebben namelijk vaak een mijnheer op het omslag die broeierig kijkt en zijn shirt kwijt is geraakt. Afgaande op de titels is dit waarschijnlijk gebeurd in The Highlands of in het Dukedom van de mijnheer in kwestie. Maar dat mag je allemaal vergeten (tenzij je juist op zoek bent naar zulke boeken, kijk dan even op de GoodReads pagina van Madeline Martin).
Ik wist dus niet zo goed wat me te wachten stond met dit boek, ik was een beetje bang voor een geromantiseerde Disney versie van een oorlogsverhaal (zoals The Nightingale), maar ik werd aangenaam verrast. Madeline Martin is erg goed in het scheppen van een beeld: het dagelijks leven tijdens de Blitzkrieg is zelden beter beschreven: een doos met daarin een gasmasker om je schouder, ballonnen boven je hoofd in de lucht die de bommenwerpers tegen moeten houden en je handen voor je uitgestrekt in een poging om te voelen waar je bent tijdens de verduistering.
Na het overlijden van haar moeder vertrekt Grace samen met haar beste vriendin Viv naar Londen om bij een vriendin van haar moeder in te gaan wonen en werk te zoeken. Zonder aanbevelingsbrief kan ze echter niet, zoals haar vriendin, terecht bij warenhuis Harrods, maar de vriendin van haar moeder regelt voor haar een baantje in een boekhandel. De boekhandel is rommelig en stoffig, de eigenaar is nukkig en Grace houdt helemaal niet van lezen. Maar dan wordt het oorlog en krijgt ze een beduimeld exemplaar van Le Conte de Monte Christo cadeau.
‘De laatste boekwinkel van Londen’ is een verhaal van vriendschap en wilskracht dat een goed beeld geeft van het dagelijks leven tijdens de Blitzkrieg in Londen. Een tijd waarin van de ene op de andere dag de kinderen verdwenen uit de stad en er ballonnen in de lucht hingen. Aanrader voor iedereen die De oogstmeisjes met plezier heeft gelezen.
De vertaling is ook goed, ik zou er alleen voor gekozen hebben om de titels van klassieke romans niet te vertalen. Nu moest ik opzoeken of ‘In Londen en Parijs’ inderdaad ‘A tale of two cities’ was, ‘Woeste Hoogten’ deed me gniffelen en van ‘Kermis der IJdelheid’ had ik echt geen flauw benul wat het moest zijn (Vanity Fair, dus).
Wat me ook met regelmaat uit het verhaal haalde was de vlees-obsessie van de auteur. In bijna elk hoofdstuk wordt wel vermeld dat er een ‘heerlijke geur’ was van bradende lichaamsdelen… En dan zeggen ze dat vegans drammerig zijn… Nee, de lucht van bakkende en bradende dieren is niet lekker, ook al schrijf je het zes keer op.
Op pagina 196 schemert de nationaliteit van de auteur even door: ‘Per slot van rekening had er niemand ter wereld zoveel levenskracht als de Britten’. Dat klinkt toch meer als Amerikaanse borstklopperij dan een Keep calm and Carry on stiff upper lip. Ze heeft overduidelijk ‘De meeste mensen deugen’, nog niet gelezen.

Geef een reactie