Niet alleen voor mensen is er één en ander veranderd de afgelopen jaren: ook voor dieren is het wennen. Eerst was het wennen dat ze ineens vaker thuis waren (dat was moeilijker voor katten dan voor honden), maar nu wordt dat langzaamaan teruggedraaid. Sommige honden die voorheen prima alleen thuis konden zijn, zijn dat helemaal ontwend (zo hoorde ik van een vriendin, de drie(!) honden van haar collega kunnen niet meer alleen thuis zijn terwijl ze dat vóór de pandemie wel konden).
Voor Roemer is het ook even wennen, van elke dag twee mensen in huis naar ‘soms een dag in de week maar één mens in huis’. U leest het goed, de mijnheer hier in huis gaat nu één dag in de week naar kantoor. Tegen een uur of vijf in de middag vindt Roemer het dan wel welletjes geweest en gaat midden in de kamer naar het grote raam kijken of de mijnheer al terug komt. Duurt het dan nog langer, dan komt Roemer de pantoffels van de mijnheer brengen. Alsof hij zeggen wil ‘deze moet terug, kun jij ‘m even zoeken?’
Als de mijnheer dan eindelijk terug is (dat gaat meestal vanzelf, ik hoef niet te zoeken), valt Roemer al snel tevreden in huis. Roedel is compleet, my work here is done. Als we ’s avonds tv-kijken mag hij bij ons op de bank, daar ligt hij dan tevreden te snurken, onderwijl contact houdend met ons beiden. Koppie bij mij op schoot, pootjes tegen de benen van de mijnheer aan.
Voor de mijnheer is het ook niet niks, ineens weer een dag lang allemaal mensen om je heen in plaats van werken in je eigen kamer en alleen tijdens de lunch een ander mens en een hondje zien. Dus tegen het einde van de avond als er ‘een kostuumdrama’ (zijn woorden: zelfs Grantchester noemt hij al een kostuumdrama) wordt gekeken, dommelt hij ook weg. Zit ik daar op de bank met twee snurkers. Maar als de mijnheer harder gaat snurken wordt de ander wakker. Geïrriteerd kijkt Roemer me aan: ‘ik wilde dat hij thuis zou komen maar dít hoeft van mij nou ook weer niet!’

Geef een reactie